Urinezuur FAQ

Urinezuur is het eindproduct van de stofwisseling van purine, een voedingsbestanddeel dat nodig is voor de opbouw van onze chromosomen. Een gedeelte van het geproduceerde urinezuur vindt men terug in het bloed, een ander deel wordt via de urine uitgescheiden.

Te veel urinezuur in het bloed kan leiden tot jicht.

Een te hoog gehalte aan urinezuur in het bloed kan leiden tot de vorming van urinezuurkristallen in de weefsels, vooral in de gewrichten. Na verloop van tijd kan men jicht ontwikkelen.

Buiten jicht is hyperuricemie, een te hoog urinezuurgehalte in het bloed, o.a. ook oorzaak van nieraandoeningen en hart-vaatziekten.

De hoeveelheid urinezuur in het bloed blijft relatief constant, maar stijgt als de aanvoer van urinezuur toeneemt of de uitscheiding ervan afneemt. Overconsumptie van eiwitten, suikers en purinehoudende voedingsstoffen leidt tot een overproductie van urinezuur. Een overconsumptie van vetten daarentegen doet de uitscheiding van urinezuur via de urine afnemen. In beide gevallen krijgt men dus hyperuricemie. Vervolgens zet het urinezuur zich in de vorm van kristallen af op verschillende weefsels zoals gewrichten en nieren, waardoor men na verloop van tijd (soms meerdere jaren) een eerste jichtaanval of nierstenen krijgt.

Hyperuricemie speelt niet alleen een belangrijke rol bij jicht maar ook bij heel wat nieraandoeningen: 15% van de jichtpatiënten heeft ook nieraandoeningen.

Hyperuricemie kan leiden tot een afzetting van urinezuurkristallen in de nieren, waardoor het nierweefsel en de nierfunctie worden aangetast. Urinezuurstenen zijn er een gevolg van en gaan gewoonlijk een jichtaanval vooraf. Waar nierstenen normaal bij 1 tot 3% van de totale bevolking voorkomen, krijgt 1 op 5 jichtpatiënten er last van.

Jicht is een chronische aandoening die gekenmerkt is door episodes van artritis. Bij jicht vindt men een neerslag van urinezuurkristallen ter hoogte van de gewrichten, vooral in de grote teen, de knie en de enkel. Na verloop van tijd, gewoonlijk 10 jaar, hopen de urinezuurkristallen zich zodanig op dat ze jichtknobbels vormen. Meestal wordt bij een jichtaanval slechts één gewricht getroffen. Het gewricht ziet rood, is opgezwollen en doet vreselijk pijn. Soms heeft men lichte koorts. De aanval duurt gewoonlijk 1 à 2 dagen. Naarmate men meer aanvallen krijgt, worden de symptomen minder kenmerkend en neemt het aantal getroffen gewrichten toe.

Vooral het gewricht aan de basis van de dikke teen is getroffen en de pijnaanvallen treden meestal plots op in de loop van de nacht. Dit is een gevolg van de lagere lichaamstemperatuur als we slapen.

  1. Geslacht: bij mannen komt hyperuricemie 5 maal meer voor dan bij vrouwen.
  2. Leeftijd: het urinezuurgehalte in het bloed neemt toe met de leeftijd. Ziektes die verband houden met hyperuricemie treden bijgevolg het vaakst op bij mannen van 40 tot 60 jaar, en bij vrouwen in de menopauze
  3. Lichaamsgewicht: er bestaat een oorzakelijk verband tussen jicht en zwaarlijvigheid. Het volgen van een dieet doet de uricemiewaarde dalen, vasten daarentegen is zeer slecht omdat het leidt tot een verminderde uitscheiding van urinezuur en bijgevolg een stijging van de uricemiewaarde.
  4. Voeding: sommige voedingsmiddelen bevatten purines, de bouwstenen van urinezuur en worden dus best vermeden: vette gerechten, wild, gevogelte, charcuterie, schaaldieren en kreeften, bepaalde vissoorten zoals haring, ansjovis, sardienen en sprot, bepaalde groenten zoals linzen, erwtjes en bonen en vooral orgaanvlees (lever, niertjes en hersenen)
  5. Alcohol: alcoholmisbruik verhoogt het urinezuurgehalte in het bloed en kan zelfs een jichtcrisis veroorzaken. Bij jichtpatiënten zorgt alcoholonthouding voor een aanzienlijke daling van de uricemiewaarde
  6. Bepaalde geneesmiddelen: diuretica bijvoorbeeld kunnen het uricemiegehalte verhogen.

Een toename van het urinezuurgehalte in het bloed komt regelmatig voor bij obesitas, arteriële hypertensie of atherosclerose. Door zijn nefaste effecten werkt uricemie deze verschillende risicofactoren verder in de hand. Bijgevolg heeft men een verhoogd risico op hyperlipidemie, diabetes, arteriële hypertensie en atherosclerose.

français | english